Zintuiglijke metafysieke waarnemingen
Wat de mens het eerst gewaar wordt, komt uit
zijn psyche. De meest bekende gewaarwordingen zijn de uiterlijke vormen zoals
de zintuigen (tastorganen van het lichaam), het reukorgaan (membraan van
neusvleugels en holtes), het gehoororgaan (oren) en het gezichtsorgaan (ogen).
Elke levenscel zit boordevol met informatie, maar van zichzelf heeft elke cel
nooit een zelfstandige werkfunctie. Alle cellen zijn op elkaar afgestemd.
De mens kent vier denkstaten: een geestelijke,
intellectuele, psychische en een staat van gemoed en
wordt als volgt gerubriceerd:
1. een intelligentie waarneming met
geestelijke perspectieven, inzicht en wijsheid;
2. een intellectuele waarneming met horen,
luisteren, spreken en waarnemen van de tijdwil;
3. een psychische waarneming met astraal
waarschouwen, intuïtief waarnemen, voelen en dromen;
4. een lichamelijke waarneming met
existentie, instinct, levensgeest, levenskracht en gemoed.
Het innerlijk waarnemen komt overeen met het
uiterlijk registreren. Het 'platte' spreekwoord: "ik vat het niet” komt
van 'doorvatten' of 'ontwaren'. Wat men begrijpt heet ‘inzicht hebben’. Het
'zien' en 'doorzien' komt van het corticale cerebrum (hersenschors) en deze
wordt samengehouden door de omliggende corticale klieren. De uitwendige
zintuigen zijn gekoppeld aan de zintuiglijke vezels; deze staan in verbinding
met de inwendige zintuigen. Is één van zo’n zintuigvezel membraan verstoord of
beschadigd, dan kan dit een ernstige ziekte in de hand werken. Er kan geen
gezicht zonder ogen bestaan. Ook is er geen gehoor zonder oren mogelijk en geen
reuk zonder neusslijmvliezen. De uitwendige zintuigen kunnen nooit zonder de
inwendige zintuigen functioneren. Zoals er een uiterlijke wereld bestaat, zo is
er ook een innerlijke wereld in de mens. Als men spreekt van een uiterlijk
oog, moet er immers ook een innerlijk oog zijn.
De innerlijke conditie van de mens spiegelt
zijn uiterlijk gestel. De waarneming van bepaalde zintuigen hangt af volgens de
staat waarin men vertoeft. Elke waarneming moet in overeenstemming staan met de
staat van een zintuig. De zintuigen kunnen uit zichzelf niets gewaarworden, wel
via innerlijke waarnemingen. De zintuiglijke waarnemingen (als instrument)
zijn bedoeld voor de psyche. Men kan immers 'zien' met gesloten ogen en 'horen'
met een slapend oor. De zintuigen kunnen naar believen worden aangescherpt of
afgestompt. De oorzaak hiervan kan liggen in de veranderlijke staat van het
cerebrum. De geleidingsvezels van het cerebrum kunnen zich ontspannen,
aanspannen, ontvlammen en verhitten, naargelang de psychische toestand. Alle
zintuigen zijn bij de geleidingsvezels nauw betrokken. De vorm van een orgaan
heeft afstemming met de vorm van de gewaarwording. Zo bepaalt de vorm van het
oog de vorm van het gezicht en de vorm van het oor en zo ook de vorm van het
gehoor.
De vorm van de corticale klier bepaalt het
doorvattingsvermogen (verbeeldingskracht). Ondergaat een bepaald orgaan een
verandering, dan wordt het zintuig dat uit dat orgaan zijn oorsprong heeft,
eveneens veranderd. De oogvorm en die van het bijbehorende gezicht is in een
volmaaktere staat, dan de vorm van het oor (gehoor). Reden hiervoor is, dat de
ogen een meer verfijnder geestesgesteldheid hebben dan de oren. De vorm van
het innerlijk oog (het innerlijk aangezicht) heeft zijn ontstaan uit de
corticale klier, maar is veel volmaakter dan de uitwendige vorm van het
(aan)gezicht. Als het cerebrum in ongekwetste staat is, dan kan het menselijk
organisme desalniettemin nog ziek worden. Dan kunnen doven en blinden spreken
en denken. Is echter het cerebrum zelf aangetast, dan stagneren de geleidingen
van de vezels naar de zintuiglijke organen en is men van zijn gewaarwording
beroofd.
Het waarnemen komt uit de ziel en deze is
nauw verbonden met het intellect. Men wil graag 'in tel' zijn, een zwijgende
telt echter zogenaamd niet mee volgens wereldse begrippen. Intellect is een
gemengd inzicht. Wordt de gewaarwording van één van de zintuigen verzwakt of
aangedaan, dan kan dat deel met betrekking tot de psyche verbroken worden.
Intellect is feitenkennis; intelligentie is daarentegen een innerlijk
overblijfsel van denken in wijsheid. De mens kan nooit denken zonder het idee
van een verbeelding te bezitten. Zonder geheugen is hij niet in staat om te
denken. Het is niet simpel om specifiek onderscheid te maken tussen het denken
en de verbeeldingskracht (denken in beelden).
Slaapwandelaars ziet men vaak met geopende
ogen. Ze hebben de een of andere (vaak foutieve) verbeelding zonder na te
denken. Kinderen die net beginnen te praten, spreken door verbeelde dingen en
niet door gedachte dingen. Wat houdt de betekenis in van verbeelding, denken
en geheugen? Verbeelding is het gereproduceerbare geheugen zelf van (tegelijk)
geziene en gehoorde dingen. Het denken gaat veel verder dan de verbeelding;
het houdt zich bezig door nieuwe ideeën aan zichzelf aan te dragen en die te
analyseren en vergelijken.
Als we de overeenkomst van het denken willen
begrijpen ten aanzien van verbeelding, vermoedens, gemoed en moed, dan is er
een gelijkenis gevormd, wat 'idee-denken' wordt genoemd. Het Franse woord
'courage' bezit het Latijnse woord 'cor' en dat betekent hart, waarin het geestelijk
gemoed besloten ligt. Het meest geestelijke identificeert zich met het hart.
Het denken bezielt klank en geluid. De denkideeën worden door de levensgeest
via het gemoed gevormd en vanuit de ideeën der verbeelding. Gedachten zijn
niet-stoffelijke impulsen. Het gemoed ordent en splitst de ideeën verder in een
bepaalde orde of vorm. Denken en ordening spiegelen zich en voeden elkaar op
geestelijk en stoffelijk plan. Uit deze twee tezamen ontstaan nog meerdere en
volmaaktere verstandelijke ideeën. Een woord is slechts een vorm van een
zoveelste deel van een ideegedachte. Waarheden zijn voor de mens verhevener,
dan gesproken of geschreven woorden. Denkideeën zijn verworven uit een
gemoedstoestand en de verbeeldingsideeën komen uit de zintuiglijke waarnemingen.
De mens kan zo veel 'vatten' als hij aan kan en wat in zijn geheugen ter
beschikking staat. Daarin ligt de machtsfactor van zijn hogere denkbegrip
verborgen. Toch is de mens niet direct in staat hiervan optimaal gebruik te
maken.
Het denken staat op het vlak van een hoge
verbeelding. Er bestaat een hoger en een wijzer oergeheugen, meer nog dan de
bronfeitenkennis (intellect) zelf. Op dat niveau kan men de feiten
onderscheiden. Het lagere geheugen gaat via een zintuiglijke weg. Het hogere
geheugen is universeel. Als men denkt, dan blijven de gedachten als dingen in
de ether achter hoewel deze niet stoffelijk zijn. Het lagere geheugen bevat
natuurlijke of stoffelijke ideeën. De mens heeft van aanleg moeite om onderscheid
te maken tussen een innerlijk en een uiterlijk denken omdat hij ondergedompeld
is in de aardse beslommeringen. Er is geen denken mogelijk zonder verstand.
Wat de mens hoort, ziet hij met zijn geestesoog. Wat hij ziet doorvat hij. Wat
hij inziet kan hij begrijpen.
Vanuit begrepen dingen denkt hij en vanuit
gedachte dingen oordeelt hij. Vanuit geoordeelde dingen kiest hij en vanuit
uitgekozen dingen besluit hij. Vanuit besloten dingen wil hij en ten slotte
handelt hij vanuit gewilde dingen. Met betrekking tot bovenstaande feiten staan
oren en ogen hiermee in verbinding. Verstand betekent verstaan, denken,
oordelen, uitkiezen, besluiten en willen. Zulke processen kunnen
tegenstrijdigheden in het gemoed (animus) bewerken. Ingenieus is iemand, die
afzonderlijke dingen doorheeft. Hij ziet dingen die overeenstemmen met zijn
helder verstand.
Alle ervaringen komen uit het
verbeeldingsbewustzijn en de uiterlijke zintuigen. Oordelen komt uit een
helder verstand. Dieren kunnen ingenieus zijn, evengoed kunnen dit ook knapen,
pubers, vrouwen, dichters en zangers zijn. Volwassen mensen, grijsaards,
mannen en filosofen beschikken in sterkere mate over een uitstekend
oordeelsvermogen, maar ze zijn minder ingenieus. Met de leeftijd rijpt de
wijsheid maar neemt het ingenieuze af. Een mens kan redeneren, kan
gefundeerde ideeën hebben als delen van zijn menselijk verstand. Personen die
luchtig oordelen en de spraak ontvouwen, doen feitelijk een betoog. De
hersenen van de mens bestaan uit talloze piramideachtige vormsels. Deze
nemen gedachtes over die uit het hartgebied afstammen. Gedachten maken in
de ether vormsels. De materiële gedachten zijn nauwelijks 'verlicht'. Elke
gedachte wordt in de hersenwand opgetekend. Al het gedachte tijdens een
mensenleven kan nooit vergaan en blijft eeuwig verankerd in het grote
geheugenveld van ziel en geest. De bewuste en onbewuste gedachten zijn een
soort databank voor het oog van de ziel die daarover onmiddellijk kan
beschikken.
Het geestelijk gestel in de mens beschijnt
de materiële indrukken van de ziel. Hierdoor kunnen de opgevangen en
gekristalliseerde beeldvormingen beter doorzien worden. Reuk en smaakzintuigen
staan in nauw contact met het voorhoofd. De gevoelszenuwen staan in verbinding
met het achterhoofd. Hoe zuiverder de hersenen, hoe puurder de weergave van
smaak, geur of gevoel. In de hersenen worden de beelden weergegeven van elke
mogelijk te ontvangen vibratie. Het gaat erom of de ziel die gefixeerde
vibraties ook als plaatsjes begrijpt. De illustratieve beelden worden omgezet
in begrijpbare denkbeelden die noodzakelijk zijn voor het intellect, hoewel de
psychische gesteldheid (de ziel) dit al lang heeft doorzien. Zijn de
hersenen vervormd door alcohol, drugs of verkeerde (op)voeding, dan kan de
psychische gesteldheid zich later moeilijker handhaven of ontwikkelen,
maar de 'scherpzinnigheid' kan weliswaar nog wel in tact blijven, zoals bij
geleerden. De hersenzenuw ligt in het middendeel van de hersenen en regeert het
'verstandelijk denken'. Dit kan terugvertaald worden naar IQ
(intelligentiequotiënt). De wetenschap bedoelt hier eigenlijk
intellectquotiënt, omdat ‘intelligentie’ iets anders is dan ‘intellect’ hoewel
beide elkaar raken. Het scherpzinnige verstand wordt meestal voor een materieel
doel gebruikt. Wetenschappers zijn in de regel intellectueel, scherp in opname
en weergave, maar minder geschikt voor geestelijke zaken. Wetenschappelijk
intellect is aardse feitenkennis. Tegenwoordig worden kinderen getraind om
dingen ‘uit het hoofd te leren’ wat echter mechanisch is. Omdat de hersenen
zeer zacht en waterig zijn, kunnen bij het instromen van verkeerde
informatie delen van de hersenen voortijdig verharden en misvormen. Het
inprenten kan later dan moeilijk omgezet worden in begrijpbare beeldplaatjes en
veroorzaakt later chronische hoofdpijn of migraine.
De mens heeft twee innerlijke en twee
uiterlijke gelaagdheden. Elke niveautrap spiegelt zijn totaliteit. De ene
vloeit in de andere over. Elke gesteldheid kan naar believen worden opgeroepen.
Hier ligt een groot stuk psychologie. De onderste en uiterlijke sfeer
confronteert de mens met zijn onderbewuste, waaruit ieder mens zijn fysieke
gesteldheid put en waaruit zijn reserves bestaan. De onderste gelaagdheid in de
mens vormt weliswaar de eigenlijke bouwstenen van een zeer lange voorafgegane
ontwikkeling.
(studie
& bron uit: Lichaam en Ziel door Swedenborg & Jacob Lorbers
geschriften)
UpToDate 2024-2025